Belanghebbende, X bv, houdt zich bezig met het uitzenden van arbeidskrachten, veelal van Poolse en Letse afkomst. In geschil is of X bv voor 2008, 2009 en 2010 terecht de afdrachtvermindering onderwijs heeft toegepast voor de categorie beroepsbegeleidende leerweg (BBL). Het betreft de opleiding assistent voedingsindustrie/Nederlands als tweede taal. De deelnemers zijn vrijgesteld voor het vakgerichte deel en volgen de taallessen in hun vrije tijd. Volgens de inspecteur kwalificeert de (enkele) taalcursus niet als opleiding waarvoor de afdrachtvermindering mogelijk is. Volgens Rechtbank Den Haag maakt X bv niet aannemelijk dat sprake is van beroepspraktijkvorming. X bv stelt zonder overlegging van stukken vergeefs dat de docent Nederlands bekend is met de praktijk van de voedingsindustrie en dat de werknemers op de werkvloer worden begeleid door een 'vorarbeiter'. X bv gaat in hoger beroep.
Hof Den Haag oordeelt dat geen sprake is van beroepspraktijkvorming zoals bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs. Uit de door X bv overgelegde stukken kan namelijk slechts worden afgeleid dat de werknemers werden getoetst op de onderdelen luisteren, lezen en schrijven. Er zijn geen stukken overgelegd waaruit aannemelijk wordt dat het praktijkdeel op de werkvloer is onderwezen, getoetst of beoordeeld. Het niet overleggen van deze stukken ligt in de risico-sfeer van X bv. Het beroep van X bv is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen 14