Hof Amsterdam oordeelt in hoger beroep dat de gemeente een juiste DCF-waarde heeft berekend. De uitkomst van X wordt verworpen, omdat zijn uitgangspunten niet kloppen.

X is eigenaar en gebruiker van een sportcomplex. De WOZ-waarde naar waardepeildatum 1 januari 2003 is vastgesteld op € 2.309.000. Rechtbank Alkmaar heeft de waarde verminderd tot € 1.916.673. Het geschil spitst zich toe op de vraag welke waarderingsmethode als uitgangspunt bij de waardevaststelling moet worden gehanteerd en tot welke uitkomst deze methode leidt.

Hof Amsterdam oordeelt in hoger beroep onder andere dat de waarde van het object, zoals beide partijen stellen, kan worden bepaald aan de hand van de DCF-methode. De DCF-methode van de heffingsambtenaar resulteert in een waarde in het economische verkeer van € 3.043.000. In deze berekening is een disconteringsvoet gebruikt van 8,5%. In dit percentage is een toeslag van in totaal 3,5% begrepen, te weten 2% voor categorierisico en 1,5% voor objectrisico. Naar het oordeel van het hof is daardoor rekening gehouden met de specifieke omstandigheden in de betreffende branche. Verder is in de berekening uitgegaan van de contante waarde van de cashflow, hetgeen in overeenstemming is met de voor de DCF-methode gehanteerde uitgangspunten. Voor wat betreft de omvang van de cashflow is uitgegaan van de jaren 2000 tot en met 2002, waarvan de cijfers zijn geëxtrapoleerd naar de volgende jaren. Het hof acht dit juist. De heffingsambtenaar heeft op basis van de jaarrekeningen van belanghebbende 70% van de berekende waarde toegerekend aan het object en 30% aan het onroerend goed in Y. Op basis van het voorgaande acht het hof aannemelijk dat de door de heffingsambtenaar in hoger beroep verdedigde waarde van € 1.916.673 niet te hoog is. Het hof is van oordeel dat de door X gehanteerde uitgangspunten niet in overeenstemming zijn met de methodiek. De rechtbank heeft de waarde van het object niet te hoog vastgesteld. Het hof kan buiten beschouwing kan laten op welk bedrag de gecorrigeerde vervangingswaarde van het object moet worden bepaald. Ook als deze lager zou uitvallen dan de waarde in het economische verkeer, heeft dit geen gevolgen voor de vast te stellen waarde.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken

Instantie: Hof Amsterdam

35

Gerelateerde artikelen