X is eigenaar van een twee-onder-een kapwoning. De gemeente heeft de WOZ-waarde naar waardepeildatum 1 januari 2009 vastgesteld op € 314.000. Rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de waarde vastgesteld op € 290.000.
Hof Arnhem oordeelt dat met de bodemverontreiniging onvoldoende rekening is gehouden. Niet aannemelijk is dat de vervuiling van het perceel van X even groot is als de vervuiling van het buurperceel. X maakt de door hem voorgestane waarde ook niet aannemelijk. Het hof stelt de waarde in goede justitie vast. Het hof oordeelt dat X eerst ter zitting bij de rechtbank heeft gesteld dat de inhoud van de berging onjuist was. X heeft nadien opname door de taxateur van de gemeente geweigerd. Onder deze omstandigheden rust op X de last de juistheid van zijn stelling aannemelijk te maken. Daaraan doet niet af dat X, nu de zaak bij de rechter aanhangig was, niet meer verplicht was de vertegenwoordiger van de heffingsambtenaar toegang te verlenen (HR 10 februari 1988, nr. 23.925, LJN ZC3761, BNB 1988/160) en evenmin de omstandigheid dat in het algemeen de bewijslast met betrekking tot de waarde rust op de heffingsambtenaar (HR 14 oktober 2005, nr. 40.299, LJN AU4300). Het hof stelt de waarde in goede justitie vast op € 300.000. Nu de gedeeltelijke vernietiging van de uitspraak van de rechtbank uitsluitend zijn grond vindt in het slagen van het beroep van de gemeente, zal het hof niet bepalen dat het door X betaalde griffierecht wordt vergoed (HR 15 april 2011, nr. 10/00692, LJN BP6600).
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden, Waardering onroerende zaken
Instantie: Hof Arnhem