Op 2 november 2018 heeft de Hoge Raad arrest gewezen in een zaak over de toepassing van de inkeerregeling. Naar aanleiding van dit arrest is een WOB-verzoek ingediend, waarin is verzocht om de betekenis van het arrest voor de inkeerpraktijk te verduidelijken. Namens de Staatssecretaris van Financiën is gereageerd op dit verzoek.

De Hoge Raad heeft in haar arrest vastgesteld dat een belastingplichtige bij het gebruik maken van de inkeerregeling geen beroep kan doen op de oudere, gunstigere inkeerregeling als ten tijde van het inkeren de nieuwe inkeerregeling van toepassing was, zie ook V-N 2018/58.14. De gevolgen van het arrest voor de Belastingdienst zijn in een email aan de betrokken medewerkers verduidelijkt.

In de email staan twee vervolgacties genoemd. De eerste vervolgactie is dat het voorbehoud ten aanzien van het legaliteitsbeginsel in nog te sluiten vaststellingsovereenkomsten en concept vaststellingsovereenkomsten komt te vervallen. De tweede vervolgactie is dat bezwaarschriften die conform het sjabloon VSO zijn aangehouden door de bezwaarbehandelaren kunnen worden afgehandeld door te verzoeken om het bezwaarschrift in te trekken.

Gevallen waarin is afgeweken van het sjabloon VSO en waar de hoogte van de boete ook ter discussie is gesteld, moeten allemaal individueel herbeoordeeld worden.

[Nieuwsbron] [Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën

Editie: 5 maart

Carrousel: Carrousel

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen