Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat er bij de regeling voor kwalificerende buitenlandse belastingplicht geen sprake is van strijd met het EU-recht. De keuze om niet langer fiscale voordelen te geven aan niet-inwoners omdat dit op grond van het EU-recht niet noodzakelijk is, is namelijk niet onredelijk.
X woont in Brazilië en kiest in zijn IB-aangiften voor de behandeling als binnenlands belastingplichtige. Door de introductie van de regeling voor kwalificerende buitenlandse belastingplicht, kan X vanaf 2015 niet meer kiezen voor de behandeling als binnenlands belastingplichtige. Volgens X is er sprake van strijd met art. 1 EP EVRM.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat er bij de regeling voor kwalificerende buitenlandse belastingplicht geen sprake is van strijd met het EU-recht. Volgens het hof is de keuze om niet langer fiscale voordelen te geven aan niet-inwoners omdat dit op grond van het EU-recht niet noodzakelijk is niet onredelijk. Dat geldt ook voor de keuze om van overgangsrecht af te zien uit doelmatigheids- en budgettaire overwegingen. Deze vallen volgens het hof ook binnen de ruime beoordelingsvrijheid van de wetgever. Daarnaast is er volgens het hof geen sprake van een individuele en buitensporige last. X maakt namelijk niet aannemelijk dat daar sprake van is bij een stijging van € 4040 (bijna 21%) aan te betalen belasting ten opzichte van het voorafgaande jaar. Ook is verder niet van belang dat X, gezien zijn leeftijd, verwacht dat hij meer zorgkosten zal moeten maken.
Lees ook het thema Binnenlandse belastingplicht in de inkomstenbelasting
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 7.8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 5 maart