Rechtbank Rotterdam beslist dat een complex met woonvilla's voor dementerende ouderen voor de Ozb belast moet worden naar het tarief van niet-woning. De gezamenlijke woonkamers worden niet als woning in het kader van de Gemeentewet aangemerkt.

X is eigenaar van een onroerende zaak bestaande uit een complex met woonvilla's voor dementerende ouderen. Het complex bestaat uit appartementen van de bewoners met gemeenschappelijke woonkamers met keuken en overige ruimten. De heffingsambtenaar legt X aanslagen onroerende-zaakbelastingen (Ozb) eigenaar en gebruiker op naar het tarief van niet-woning. X komt in beroep. Volgens X moet de onroerende zaak belast worden naar het woning-tarief en kan geen aanslag Ozb gebruiker worden opgelegd. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de gezamenlijke woonkamers dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Is dit het geval, dan kan de waarde van de onroerende zaak voor 70% of meer worden toegerekend aan delen die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Volgens Rechtbank Rotterdam zijn de gezamenlijke woonkamers niet aan te merken als woning in de zin van artikel 220a Gemeentewet. De woonkamers hebben een sociale functie (samenzijn en dagbesteding) en een verzorgings- en toezichtfunctie. De gezamenlijke woonkamers vervullen voor de gebruikers niet dezelfde functie als een woning. Het beroep is ongegrond. De onroerende zaak blijft belast naar het tarief van niet-woning.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Gemeentewet 220a

Gemeentewet 220

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Rechtbank Rotterdam

Editie: 23 juli

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen