X woont in Zuid-Holland en betaalt via automatische incasso de motorrijtuigenbelasting voor zijn auto. Tegen twee betalingen tekent X bezwaar aan. Volgens X is de heffing van provinciale opcenten onterecht, omdat in de Provinciewet gediscrimineerd wordt binnen de groep personenauto’s, binnen de groep van belastingplichtigen en binnen de groep van motorrijtuigenbelastingplichtigen. Ook stelt X dat de hoogte van de provinciale opcenten ten onrechte per provincie verschilt.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de Provinciale Staten zelfstandige wetgevende bevoegdheden hebben en dat het heffen van de provinciale opcenten ook niet in strijd is met enige andere regelgeving. Een deel van de opbrengsten komt namelijk toe aan de provincies, waardoor de Provinciale Staten in zoverre heffingsgerechtigde zijn. De vrijstelling of lagere tarieven bij geen of een verlaagde CO₂-uitstoot is niet discriminerend, omdat hiermee milieudoelstellingen worden nagestreefd. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten 26
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 14
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen, Belastingen van lagere overheden
Instantie: Rechtbank Den Haag