Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat, hoewel er geen verzendadministratie aanwezig is, de heffingsambtenaar aannemelijk maakt dat de uitspraak op bezwaar op de datum van de dagtekening is verzonden. Dit sluit echter niet uit dat dat X de uitspraak op bezwaar later heeft ontvangen.

X maakt bezwaar tegen een WOZ-beschikking 2021. Op dat moment loopt er een bezwaarprocedure tegen de beschikking over 2022. Op 26 januari 2023 stelt hij de heffingsambtenaar in gebreke wegens het niet tijdig beslissen op bezwaar. Op 1 februari 2023 maakt de heffingsambtenaar kenbaar dat op 19 december 2022 al uitspraak op bezwaar is gedaan. X stelt op 1 mei 2023 beroep in en voert met betrekking tot de ontvankelijkheid van het beroep aan dat hij de uitspraak op bezwaar niet heeft ontvangen. In geschil is of het beroep tegen de beschikking over het jaar 2021 ontvankelijk is.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat, hoewel er geen verzendadministratie aanwezig is, de heffingsambtenaar aannemelijk maakt dat de uitspraak op bezwaar op of omstreeks 19 december 2022 is verzonden. Niet kan worden uitgesloten dat X de uitspraak pas na 19 december 2022 heeft ontvangen. De rechtbank neemt ter bescherming van de rechtspositie van X aan dat hij pas rond 1 februari 2023 kennis heeft genomen van de uitspraak. Dit is de datum waarop de heffingsambtenaar X heeft geïnformeerd dat er reeds een uitspraak op bezwaar is gedaan. X heeft niet zo spoedig mogelijk beroep ingesteld. Er is geen grond om de ingebrekestelling van X als een tijdig beroepschrift te beschouwen. Het beroep van X is niet-ontvankelijk.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:15

Algemene wet bestuursrecht 6:11

Algemene wet bestuursrecht 6:7

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 18 september

Informatiesoort: VN Vandaag

414

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen