Belanghebbende, X bv, is het niet eens met de aanslag vennootschapsbelasting over het jaar 2003. Deze aanslag heeft als dagtekening 16 januari 2010. In de uitspraak op bezwaar vermindert de inspecteur de aanslag tot nihil. X bv meent dat over 2003 een verlies moet worden vastgesteld en stelt beroep in. Rechtbank Breda oordeelt dat de aanslag vóór 1 januari 2007 had moeten zijn opgelegd en dat deze derhalve ruim na de aanslag- en navorderingstermijn is opgelegd. De rechtbank vernietigt de aanslag, overwegende dat deze is opgelegd buiten de aanslagtermijn en dat de verliesbeschikking op die grond niet kan worden vastgesteld. X bv stelt hoger beroep in tegen deze beslissing.
Hof 's-Hertogenbosch (MK IV, 2 maart 2012, 11/00323) is het niet eens met de beslissing van Rechtbank Breda om op eigen houtje de aanslag te vernietigen wegens overschrijding van de aanslagtermijn. Weliswaar is de aanslag buiten de termijn opgelegd, maar dit betekent niet dat deze daarmee van rechtswege nietig is, aldus het hof. De driejaarstermijn is niet van openbare orde. Nu X bv niet expliciet een beroep heeft gedaan op het vervallen van de bevoegdheid een aanslag op te leggen, is de aanslag tijdig opgelegd. X bv heeft vervolgens echter niet aan kunnen tonen dat zij een verlies heeft geleden, zodat de inspecteur de aanslag terecht heeft vastgesteld op nihil zonder vaststelling van een verlies. Het hof verklaart het hoger beroep van X bv gegrond en bevestigt de uitspraak op bezwaar van de inspecteur. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 11