De Hoge Raad oordeelt dat hoewel X bv geen (incidenteel) hoger beroep heeft ingesteld, zij terecht in een gunstiger positie is komen te verkeren ten opzichte van de uitspraak van de rechtbank. In hoger beroep was namelijk een kwestie in geschil waarnaar de rechter ambtshalve onderzoek moest doen.

X bv is een transportondernemer met circa 100 zware motorrijtuigen. Aan X bv zijn in april en mei 2013 voor drie vrachtauto's in 40 naheffingsaanslagen belasting zware motorvoertuigen (BZM) opgelegd van telkens € 8, alsmede even zovele boetes van € 246. Voor deze auto's is door een fout van een medewerker geen jaarvignet aangevraagd. Rechtbank Zeeland-West-Brabant verlaagt de boetes tot € 100 per verzuim. De inspecteur gaat in hoger beroep. Ter zitting verklaart de inspecteur dat de Belastingdienst naar aanleiding van een rechtbank-uitspraak (zie V-N 2010/59.11) een niet-gepubliceerd matigingsbeleid hanteert, waarbij de boetes onder voorwaarden worden verminderd tot in beginsel € 160. Aangezien X bv niet aan alle voorwaarden voldoet, kan X bv zich volgens de inspecteur niet met vrucht beroepen op dat interne beleid. Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat het niet publiceren van het matigingsbeleid onacceptabel is. Er kan namelijk niet objectief verifieerbaar worden getoetst of de boetes conform dat beleid zijn vastgesteld. De consequentie van het niet publiceren is dat alle boetes ten minste tot € 160 moeten worden gematigd. Bij de naheffing voor de niet betaalde dagvignetten is dat een passende sanctie. Voor de drie jaarvignetten is echter aannemelijk dat X bv wel het oogmerk had om deze tijdig te verlengen, maar dat een medewerker dit om onbegrijpelijke redenen niet heeft gedaan. Voor die gevallen kan met één verzuimboete van € 160 per kenteken worden volstaan. Het totale boetebedrag komt hierdoor uit op € 2.880. Dit bedrag wordt gelet op alle feiten en omstandigheden passend en geboden geacht. De Staatssecretaris van Financiën gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat hoewel X bv geen (incidenteel) hoger beroep heeft ingesteld, zij terecht in een gunstiger positie is komen te verkeren ten opzichte van de uitspraak van de rechtbank. In hoger beroep was namelijk een kwestie in geschil waarnaar de rechter ambtshalve onderzoek moest doen. In casu stelde de inspecteur in hoger beroep de strafmaat van een bestuurlijke boete ter discussie. Het hof moest dus beoordelen welke boete naar de omstandigheden van het geval passend en geboden is. Als dat lager is dan de boete die uit de uitspraak van de rechtbank voortvloeit, dan moet het hof de uitspraak van de rechtbank vernietigen en de boete op dat lagere bedrag vaststellen (zie ook CRvB 11 december 2014, nr. 14-3106 TW, V-N 2015/2.6). Het beroep van de Staatssecretaris is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet belasting zware motorrijtuigen 3

Wet belasting zware motorrijtuigen 13

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Hoge Raad

Editie: 31 oktober

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen