De inspecteur legt aan X met dagtekening 26 juni 2014 een aanslag landinrichtingsrente op. De Belastingdienst verklaart het bezwaar van X wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk. De termijn eindigde op 7 augustus 2014 en de brief van X is van 10 augustus 2014. Rechtbank Noord-Nederland verklaart het beroep van X ongegrond.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt anders dan Rechtbank Noord-Nederland dat X tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen de aanslag landinrichtingsrente. X heeft onbetwist gesteld dat hij naast zijn te late bezwaar van 10 augustus 2014 nog andere brieven aan de Belastingdienst heeft geschreven en dat hij telefonisch contact heeft gehad met een medewerker. Het hof acht aannemelijk dat X met een brief van 1 augustus 2014 (waarvan de inspecteur de verzending niet betwist) tijdig bezwaar heeft gemaakt. Het hof verklaart het bezwaar alsnog ontvankelijk. Het voorgaande mag X echter niet baten. De grieven van X tegen de aanslag kunnen gelet op art. 229 Landinrichtingswet niet leiden tot gegrondverklaring van het bezwaar.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:7