De Hoge Raad oordeelt dat de uitnodiging tot betaling moet worden vernietigd aangezien deze niet is gesteld op naam van de douaneschuldenaar maar op naam van een andere rechtspersoon.

De Minister van Economische Zaken legt op naam van A bv een uitnodiging tot betaling van antidumpingsrechten op. De minister schrijft later aan belanghebbende, X bv, dat de tenaamstelling van de UTB niet geheel juist is. De minister verzoekt de tenaamstelling te lezen als ‘X bv' in plaats van ‘A bv'. Hof Amsterdam verbindt aan de onjuiste tenaamstelling geen gevolgen omdat er bij X bv redelijkerwijs geen misverstand over kan hebben bestaan dat de UTB voor haar was bestemd.

De Hoge Raad oordeelt dat de uitnodiging tot betaling moet worden vernietigd aangezien deze niet is gesteld op naam van de douaneschuldenaar maar op naam van een andere rechtspersoon. De gegevens op het aanslagbiljet kunnen volgens de Hoge Raad redelijkerwijs geen twijfel oproepen over de vraag voor wie het aanslagbiljet is bestemd, te weten die andere rechtspersoon. Mitsdien moet ervan worden uitgegaan dat de uitnodiging tot betaling was bestemd voor degene op wiens naam deze was gesteld, te weten A bv. De op het aanslagbiljet vermelde douaneschuld kan niet geacht worden op de juiste wijze aan de douaneschuldenaar X bv te zijn meegedeeld. Daaraan doet niet af dat betrokkenen van deze onjuistheid op de hoogte waren. De Hoge Raad vernietigt de uitnodiging tot betaling en verwijst de zaak voor behandeling van door het hof onbehandeld gelaten stellingen van de Minister van EZ met betrekking tot de door de rechtbank vastgestelde proceskostenvergoeding.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 11

Algemene douanewet 7:6

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Douane

Instantie: Hoge Raad

Editie: 15 augustus

14

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen