Belanghebbende (X) heeft de Nederlandse nationaliteit. Sinds begin 2004 is belanghebbende als enige werknemer in dienst van het Luxemburgse C SA. Hij verricht zijn werkzaamheden voor C SA in Nederland en Zweden. Verder houdt belanghebbende sinds 14 oktober 2004 de aandelen in A bv. In zijn IB-aangifte over het jaar 2004 geeft hij aan dat hij in Duitsland woont, en verantwoordt hij slechts een inkomen van € 4.807. Naar aanleiding van een FIOD-onderzoek corrigeert de inspecteur de aangifte. Ter zake van A bv neemt de inspecteur een fictief loon van € 38.118 in aanmerking en ter zake van C SA een loon van € 120.000.
Rechtbank Breda oordeelt dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende in 2004 in Nederland heeft gewoond. Vervolgens geeft de rechtbank aan dat de inspecteur het fictieve loon – gezien het belastingverdrag met Duitsland en de jurisprudentie van de Hoge Raad – ten onrechte tot belanghebbendes inkomen heeft gerekend. Ten aanzien van de inkomsten van C bv merkt de rechtbank op dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt welk deel van zijn loon aan Zweden moet worden toegerekend. Onder andere op grond van de verklaringen van belanghebbende stelt de rechtbank vast dat 90% van het loon van C SA in Nederland kan worden belast. Ten aanzien van de premieheffing geeft de rechtbank nog aan dat belanghebbende niet premieplichtig is in Nederland, maar in Luxemburg, omdat belanghebbende niet in Nederland woont. De rechtbank vermindert de aanslag.