Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt in hoger beroep dat de brief van X bv als beroepschrift doorgezonden had moeten worden naar de rechtbank. Het is binnen de beroepstermijn (door een onbevoegde instantie) ontvangen, zodat de rechtbank het beroep ontvankelijk had moeten verklaren. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a Wet RO).

Aan X bv is een gemeentelijke belastingaanslag uitgereikt. X bv betaalt deze aanslag op 22 mei 2017. Kort daarop wordt een aanmaning naar X bv gestuurd. In geschil is of in dat kader terecht € 16 aanmaningskosten in rekening zijn gebracht. X bv gaat op 7 juli 2017 in bezwaar tegen de aanmaningskosten. Op 10 juli 2017 bericht de gemeentelijke invorderingsambtenaar dat de aanmaning en de betaling elkaar hebben gekruist en dat dus geen aanmaningskosten zijn verschuldigd. Op 21 augustus 2017 herinnert X bv de gemeente er aan dat nog geen beslissing over de bezwaarkosten is genomen. De ambtenaar doet op 27 september 2017 uitspraak op bezwaar. Het bezwaar is hierin niet-ontvankelijk verklaard omdat geen aanmaningskosten in rekening zijn gebracht. Het verzoek om bezwaarkosten wordt afgewezen omdat geen sprake zou zijn van een bezwaar of besluit waartegen bezwaar of beroep kan worden ingesteld. Volgens Rechtbank Midden-Nederland is het beroep van X bv niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding. De brief van 10 juli 2017 wordt namelijk aangemerkt als eerste uitspraak op bezwaar en de brief van 27 september 2017 als tweede uitspraak op bezwaar. X bv stelt in hoger beroep dat zij recht heeft op onder meer een dwangsom.

Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N Vandaag 2019/2386) oordeelt dat de brief van 21 augustus 2017 als beroepschrift doorgezonden had moeten worden naar de rechtbank. Het is binnen de beroepstermijn (door een onbevoegde instantie) ontvangen, zodat de rechtbank het beroep ontvankelijk had moeten verklaren. X bv krijgt alsnog een bezwaarkostenvergoeding van € 63,50. Het verzoek om een dwangsom wordt afgewezen, omdat al op 10 juli 2017 op het bezwaar is beslist. Een ingebrekestelling was daarna niet meer mogelijk. De brief van 21 augustus 2017 was geen ingebrekestelling maar een aan een onbevoegde instantie gericht beroepschrift. Het beroep van X bv is gegrond. X bv krijgt voor het beroep en het hoger beroep een proceskostenvergoeding van in totaal € 1024.

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk omdat het duidelijk niet kan slagen (art. 80a Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:15

Algemene wet bestuursrecht 4:17

Algemene wet bestuursrecht 7:15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Hoge Raad

Editie: 14 september

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen