D.‑H. T., de curator van J & S Service UG, vraagt bepaalde informatie op bij de Duitse Belastingdienst over de fiscale situatie van J & S. Hij wil namelijk onderzoeken of het mogelijk is om een faillissementspauliana in te stellen tegen de bevoegde belastingautoriteit en beroept zich daarbij op de wet op de vrijheid van inzage van informatie. De Belastingdienst wijst het verzoek van D.‑H. T. af. Het Oberverwaltungsgericht is van oordeel dat het recht op informatie, dat is neergelegd in de wet op de vrijheid van informatie van het Land Nordrhein-Westfalen, niet terzijde wordt geschoven door de specifieke bepalingen inzake het belastinggeheim. Het Bundesverwaltungsgericht twijfelt over de juiste uitlegging van art. 23 lid 1 EG-verordening 2016/679, een bepaling waarnaar de bepalingen inzake het belastinggeheim verwijzen, en stelt prejudiciële vragen in deze zaak.
Advocaat-generaal Bobek concludeert dat het Hof van Justitie EU zich onbevoegd moet verklaren om de prejudiciële vragen van het Bundesverwaltungsgericht te beantwoorden. De A-G maakt hierbij een uitgebreide analyse van de jurisprudentie op het gebied van de bevoegdheid van het Hof van Justitie EU om kennis te nemen van bepaalde zaken. De A-G stelt vervolgens vast dat aan drie voorwaarden moet worden voldaan. Omdat niet aan deze voorwaarden is voldaan, is het Hof van Justitie EU volgens de A-G dus niet bevoegd om de gestelde vragen te beantwoorden.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie (Advocaat-Generaal)
Editie: 14 september