De Hoge Raad oordeelt dat het niet is uitgesloten dat de terbeschikkingstelling van accommodaties waar sport wordt beoefend, plaatsvindt onder zodanige voorwaarden en omstandigheden dat die terbeschikkingstelling moet worden aangemerkt als de verhuur van een onroerende zaak.

De gemeente Barendrecht stelt sportparken ter beschikking aan twee voetbalverenigingen. Uit een onderzoek blijkt dat de gemeente de BTW, die haar in rekening wordt gebracht met betrekking tot het beheer en onderhoud van de sportparken, in aftrek brengt. De inspecteur legt BTW-naheffingsaanslagen op aan de gemeente. Volgens de inspecteur is namelijk sprake van vrijgestelde verhuur van onroerende zaken. De gemeente is echter van mening dat sprake is van het gelegenheid geven tot sportbeoefening. Hof Den Haag stelt voorop dat het enkel gerechtigd zijn tot het gebruik van een sportaccommodatie voor de beoefening van sport leidt tot een dienst die belast is naar het verlaagde tarief. Vervolgens stelt het hof vast dat de gemeente niet alleen maar een passief te achten prestatie verricht die voor de BTW-heffing kwalificeert als de verhuur van een onroerende zaak. De staatssecretaris gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat het niet is uitgesloten dat de terbeschikkingstelling van accommodaties waar sport wordt beoefend, plaatsvindt onder zodanige voorwaarden en omstandigheden dat die terbeschikkingstelling moet worden aangemerkt als de verhuur van een onroerende zaak. Van belang blijft namelijk wat de aard van de handeling(en) is van degene die de onroerende zaak ter beschikking stelt. Het uitgangspunt van het hof is dus onjuist. In dit kader is van belang dat de inspecteur heeft aangevoerd dat de werkzaamheden waartoe de gemeente zich in eerste instantie heeft verplicht, volgens andere overeenkomsten door de voetbalverenigingen zelf moeten worden georganiseerd en verricht. De werkzaamheden die de gemeente wel verricht, omvatten dan niet (veel) meer dan de handelingen die een verhuurder van een onroerende zaak normaal gesproken verricht. Nu het hof onder andere deze stelling onvoldoende onderbouwd heeft verworpen, heeft het hof zijn oordeel onvoldoende gemotiveerd. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie van de staatssecretaris gegrond en verwijst het geding naar het Hof Amsterdam.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de omzetbelasting 1968 Tab I-B

Wet op de omzetbelasting 1968 15

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 14 september

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen