Op basis van de in het Draaiboek Rekeningproject opgenomen wijze is X geïdentificeerd als rekeninghouder bij de KB-Lux. Op 12 maart 2002 stuurt de inspecteur X een vragenbrief over de mogelijk in het buitenland aangehouden bankrekeningen die niet in de aangiften ib/pvv en/of vb zijn opgegeven. De gemachtigde van X maakt bezwaar tegen de korte termijn die de inspecteur heeft gegeven voor de opgave. Op 23 mei 2002 stuurt de gemachtigde van X de inspecteur een brief waarin hij namens X beroep doet op de inkeerregeling van art. 67n AWR. Tevens worden aan de inspecteur bankbescheiden verstrekt van rekeningen van X die hij bij de KB-Lux en de Dresdner Bank heeft aangehouden. De inspecteur wijst het beroep op de inkeerregeling af. Met dagtekening 31 december 2002 worden de navorderingsaanslagen ib/pvv 1990 en vb 1991 opgelegd met boeten van 50%. In juli en augustus 2003 worden de overige in geschil zijnde navorderingsaanslagen ib/pvv en vb opgelegd over de periode 1991-2000. Deze aanslagen zijn ook verhoogd met boeten van 50%. X komt in beroep. Volgens Hof Arnhem-Leeuwarden zijn de navorderingsaanslagen ib/pvv 1990 en vb 1991 met voldoende voortvarendheid opgelegd. Dit geldt echter niet voor de navorderingsaanslagen ib/pvv voor de jaren 1991 tot en met 1997 en vb 1992 tot en met 1998. Deze aanslagen zijn in juli en augustus 2003 opgelegd. De inspecteur heeft desgevraagd verklaard niet te kunnen zeggen of en zo ja, welke activiteiten in het tijdvak van bijna een jaar hebben plaatsgevonden die verband houden met deze navorderingsaanslagen. Volgens het hof heeft de inspecteur deze navorderingsaanslagen in strijd met het evenredigheidsbeginsel opgelegd zodat ze dienen te worden vernietigd. Dit geldt ook voor de bijbehorende boeten. In zoverre is het beroep van X gegrond. De navorderingsaanslagen vb over de jaren 1999 en 2000 moeten worden verminderd omdat in het doortellen van de vermogens een fout was gemaakt door de inspecteur. Volgens het hof kan X zich niet op de inkeerregeling beroepen wat betreft de rekening bij de KB-Lux. De inspecteur had X op 23 mei 2002 namelijk al als rekeninghouder van de KB-Lux geïdentificeerd. Ten aanzien van de bankrekening bij de Dresdner Bank geldt echter niet dat de inspecteur op 23 mei 2002, objectief gezien, hiervan op de hoogte was of zou komen. De boeten (of verhogingen) die op deze tegoeden zien dienen daarom te worden vernietigd. Vanwege overschrijding van de redelijke termijn worden de boeten uiteindelijk nog met 20% verminderd. De beroepen zijn gegrond.
Lees ook het thema De inkeerregeling.
Wetsartikelen:
Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 6
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67n
Algemene wet inzake rijksbelastingen 47
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting, Strafrecht
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 7 januari