X en haar echtgenoot adopteren op 20 juni 2016 in China een kind en keren op 2 juli 2016 terug naar Nederland. Eerder terugkeren naar Nederland is niet mogelijk vanwege adoptieformaliteiten. Op 8 juli 2016 laat X het kind inschrijven in de Basisregistratie Personen (BRP). Als X in haar aangifte IB 2016 de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) claimt, weigert de inspecteur die omdat in 2016 niet wordt voldaan aan de voorwaarde dat het kind gedurende ten minste zes maanden op hetzelfde woonadres staat ingeschreven als X.
Hof Den Bosch stelt X, net als Rechtbank Zeeland-West-Brabant, in het ongelijk. Dat het kind in 2016 wel meer dan zes maanden tot het huishouden van X behoort, is niet relevant omdat dit niet als voorwaarde in de wet is opgenomen. De wetgever heeft gekozen voor een objectief criterium (inschrijving BRP) en de wet biedt niet de mogelijkheid om materieel te beoordelen of een kind tot het huishouden behoort. Het hof oordeelt verder dat X niet met een beroep op het gelijkheidsbeginsel recht heeft op toepassing van de IACK. De situatie van X was niet vergelijkbaar met de in het besluit 11 november 2011 genoemde binnenschippers.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 8.14a
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch