Aan X is een IB-aanslag over 2012 opgelegd. In 2008 is X strafrechtelijk veroordeeld en in 2019 is een ontnemingsvordering vastgesteld. In verband met de ontnemingsvordering stelt X dat het belastbaar inkomen over 2012 moet worden verlaagd naar nihil. Rechtbank Zeeland-West-Brabant stelt X in het ongelijk.
X stelt in hoger beroep dat er overleg tussen het OM en de Belastingdienst moet plaatsvinden conform een Besluit van 31 oktober 2001, welk ertoe zou leiden dat de ontnemingsvordering als verlies wordt aangemerkt in de jaren 2002 tot en met 2004 en verrekend kan worden met het belastbare inkomen in 2012. De inspecteur stelt dat X niet over compensabele verliezen beschikt waarmee het inkomen van 2012 kan worden verrekend. De inspecteur wijst op jurisprudentie waarin is beslist dat de ontnemingsvordering pas in mindering komt op het inkomen in het jaar van betaling.
Hof ’s-Hertogenbosch oordeelt dat vaststaat dat X ter zake van de ontnemingsvordering in 2012 geen betalingen heeft verricht, en dus de inspecteur bij de vaststelling van het belastbare inkomen in 2012 terecht geen rekening heeft gehouden met de ontnemingsvordering.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 15 februari