Op grond van de VA IB 2007 wordt in de loop van 2007 € 2.497 aan belanghebbende (X) uitbetaald. In 2009 legt de inspecteur een VA 2007 op met een uit te betalen bedrag van € 8.843. Dit wordt verrekend met enkele openstaande aanslagen, een deel wordt aan de gemeente Den Haag uitgekeerd in verband met een loonbeslag en een deel wordt overgemaakt op de bankrekening van belanghebbende. Op grond van de definitieve IB-aanslag 2007, moet belanghebbende € 7.409 betalen. Omdat belanghebbende de aanslag niet betaalt, worden aanmaningskosten en dwangbevelkosten in rekening gebracht. In geschil is of de grondslag voor de berekening van de invorderingskosten rechtens juist is. Belanghebbende stelt hierbij dat art. 7 Kostenwet de mogelijkheid biedt tot toetsing van de grondslag van de berekening van de invorderingskosten.
Hof 's-Gravenhage oordeelt dat de ontvanger het juiste bedrag aan aanmaningskosten en dwangbevelkosten in rekening heeft gebracht. Verder stelt het hof vast dat de inspecteur de voorlopige aanslagen terecht met de aanslag heeft verrekend en dat de verrekening onherroepelijk vaststaat, omdat belanghebbende niet in beroep is gegaan tegen de uitspraak van de inspecteur. Aangezien er bezwaar en beroep open staan tegen de aanslag is het volgens het hof niet mogelijk om de bevoegdheid van de verrekening in het invorderingstraject nogmaals te toetsen. Volgens het hof biedt art. 7 Kostenwet niet de bescherming die belanghebbende voor ogen staat. Het hof verklaart het hoger beroep van belanghebbende ongegrond.