Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de inzageverplichting van art. 7:4 lid 2 Awb beperkt is tot stukken die het bestuursorgaan ter raadpleging ter beschikking staan of hebben gestaan én van belang kunnen zijn voor de beslechting van de (nog) bestaande geschilpunten. Hieronder vallen niet de berekeningen van de heffingsambtenaar over een referentiewoning.

X komt in beroep tegen de WOZ-waarde 2018 van zijn woning in de gemeente Bloemendaal.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de inzageverplichting beperkt is tot stukken die het bestuursorgaan ter raadpleging ter beschikking staan of hebben gestaan én van belang kunnen zijn voor de beslechting van de (nog) bestaande geschilpunten. De berekeningen over een referentiewoning zijn pas na het hoorgesprek opgemaakt en stonden de heffingsambtenaar ten tijde van de inzage nog niet ter beschikking. De berekeningen, die dus nieuw waren, zijn echter geen reden om X aanvullend te horen omdat de berekeningen slechts een bevestiging vormden van het standpunt van de heffingsambtenaar dat de waarde niet te hoog is vastgesteld. Dat standpunt deelt de rechtbank overigens niet. De rechtbank verlaagt de WOZ-waarde van € 1.081.000 naar € 1.050.000. Daarbij is de rechtbank van oordeel dat de heffingsambtenaar ook de stukken uit algemeen toegankelijke bronnen als het Kadaster en het bouwarchief had moeten inbrengen. Dit had achterwege kunnen blijven als de heffingsambtenaar de vindplaats van deze bronnen nauwkeuriger had aangeduid.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Algemene wet bestuursrecht 7:9

Algemene wet bestuursrecht 7:4

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

Editie: 7 september

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen