X bv (belanghebbende) exploiteert diverse panden. In deze panden bevinden zich in totaal 39 werkkamers, die worden gebruikt door raamprostituees. X bv verhuurt de kamers aan hen voor korte perioden. X bv verzorgt de schoonmaak en stelt voorwaarden aan het gebruik vanwege de gemeentelijke vergunning om de bordelen te mogen exploiteren. In geschil is primair of sprake is van BTW-vrijgestelde verhuur van onroerende zaken, zoals X bv stelt, of dat sprake is van het geven van gelegenheid tot prostitutie. Rechtbank Haarlem stelt de inspecteur in het gelijk. Hof Amsterdam oordeelt echter dat de aard en de omvang van de bijkomende activiteiten niet meebrengen dat de door X bv verrichte dienst anders moet worden gekarakteriseerd dan verhuur. Het beroep van X bv is gegrond. De Staatssecretaris van Financiën gaat in cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat de door X bv jegens de prostituees verrichte prestaties niet in hoofdzaak zijn beperkt tot het enkel verlenen van het recht een kamer te gebruiken. Het is namelijk één dienst die in hoofdzaak is gericht op het voor een prostituee scheppen van een omgeving die het mogelijk maakt haar beroep uit te oefenen. In het licht van de korte duur van de terbeschikkingstelling van de kamers, is het onbegrijpelijk dat het hof de andere in samenhang daarmee verrichte handelingen en elementen van de prestatie zoals de inrichting van de kamer, het toezicht op een ordentelijk verloop van de prostitutie, en het aanbieden van (aanvullende) serviceverlening, afzonderlijk beschouwt dan wel als kennelijk bijkomstig aan de terbeschikkingstelling van de kamers beschouwt. Het beroep van de Staatssecretaris is gegrond. Volgt verwijzing naar Hof 's-Gravenhage voor de behandeling van de overige stellingen van X bv.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 4
Wet op de omzetbelasting 1968 11