Ivo Taricco wordt er van verdacht, via handel in champagne, het uitreiken van valse facturen, en het doen van valse belastingaangifte met behulp van valse facturen, betrokken te zijn bij grootschalige btw-fraude. Hierbij werden binnenlandse verkopen van champagne, met behulp van diverse ondernemingen, ten onrechte als intracommunautaire leveringen voorgesteld. Omdat de Italiaanse rechter vreest dat het ‘zeer waarschijnlijk' is dat de vervolging voor alle verdachten zal zijn verjaard voordat een definitief vonnis wordt uitgesproken, heeft hij prejudiciële vragen in deze zaak gesteld. Volgens de Italiaanse rechter leidt de rechtsfiguur van de verjaring in Italië in de praktijk namelijk tot een ‘garantie van straffeloosheid' voor fraudeurs en bestaat de kans dat Italië uiteindelijk zijn internationale verplichtingen verzaakt.
Advocaat-generaal (A-G) Kokott concludeert dat de Italiaanse regeling voor verjaring van de vervolging in strijd is met de EU-rechtelijke verplichtingen. Volgens de A-G leidt deze regeling er namelijk om structurele redenen in een groot aantal gevallen toe dat de verantwoordelijken voor btw-fraude ongestraft blijven. De A-G merkt hierbij op dat de lidstaten op grond van het EU-recht verplicht zijn om doeltreffende, evenredige en afschrikkende sancties te verbinden aan onregelmatigheden op het gebied van de btw. Verder merkt de A-G op dat de lidstaten doeltreffende, evenredige en afschrikkende strafrechtelijke sancties moeten stellen, zelfs vrijheidsstraffen, op fraude op het gebied van de btw.
Wetsartikelen:
Verdrag betreffende de Europese Unie 4
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 325
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie
Editie: 4 mei