Mevrouw X was als kapster in dienstbetrekking bij een derde. Per 30 september 2009 is deze dienstbetrekking beëindigd. Daarna oefent X haar werkzaamheden volledig voor eigen rekening uit in een als kapsalon ingerichte ruimte bij haar ouders thuis. In 2010 behaalt X een omzet van € 6.948. In geschil is of X voldoet aan het urencriterium van de zelfstandigenaftrek. Volgens Rechtbank Noord-Nederland is het beroep van X alleen gegrond omdat de inspecteur geen bezwaarkostenvergoeding heeft toegekend. X gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat zij ten minste 1225 uren heeft besteed aan werkzaamheden voor haar onderneming. Het enkel overleggen van achteraf opgemaakte overzichten met uren en klanten is daartoe onvoldoende, met name omdat deze lijsten niet volledig op elkaar aansluiten. In het bijzonder ten aanzien van de tijd besteed aan schoonmaak, reizen en flyeren (het van deur tot deur verspreiden van folders), heeft X het aantal uren niet aannemelijk gemaakt. X beroept zich vergeefs op het Besluit van 8 maart 2010, nr. DGB2010/1710M, V-N 2010/14.16. In het Besluit gaat het namelijk om een verschuiving door de kredietcrisis van directe werkzaamheden naar andere meer indirecte werkzaamheden. In casu is geen sprake van een situatie waarin een ondernemer weggevallen directe uren als het ware compenseert met indirecte uren. Het beroep van X is ook voor het overige ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.6