X bv verkrijgt alle aandelen in F bv, die een tankstation bezit en exploiteert. De koopprijs is € 1.528.999. In geschil is hoeveel overdrachtsbelasting X bv in verband met deze transactie is verschuldigd. In haar aangifte gaat X bv er vanuit dat de heffingsgrondslag slechts € 668.000 is, aangezien een schadevergoeding van ruim € 700.000 is betaald wegens het intrekken van een lpg-vergunning. X bv had direct belang bij de intrekking, aangezien dit de voorwaarde was om in de buurt een hotel en woningen te mogen bouwen. De inspecteur stelt dat de waarde in het economische verkeer van de onroerende zaak € 1.440.000 is. Naar aanleiding van een vragenbrief heeft de adviseur van de verkopers namelijk ontkend dat er een schadevergoeding is betaald. Rechtbank Leeuwarden bepaalt de waarde van de onroerende zaak in goede justitie op € 1.200.000 en vernietigt de vergrijpboete. Enkele dagen voor de zitting in hoger beroep, waarvan de uitnodiging zes weken daarvoor is verstuurd, stuurt de inspecteur een pleitnota met zeven bijlagen aan het hof en X bv.
Hof Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur deze stukken in een eerder stadium in de procedure had kunnen en moeten inbrengen. Voor of tijdens zijn vakantie had hij daartoe maatregelen kunnen treffen of hij had om uitstel van de zitting kunnen verzoeken. De inbreng van de nieuwe stukken stuit af op een goede procesgang. De inspecteur maakt echter (mede) gelet op de verklaring van de adviseur van de verkopers wel aannemelijk dat de waarde € 1.400.000 is. Gezien het grote verschil met de aangegeven waarde is sprake van grove schuld, zijnde een aan opzet grenzende nalatigheid. De boete van € 10.980 is passend en geboden. Het beroep van de inspecteur is gegrond.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van rechtsverkeer
Instantie: Hof Leeuwarden