Belanghebbenden, X en Y, zijn de twee dochters van overleden vader. Vader was de langstlevende ouder. X en Y verzoeken in de aangifte IB 2008 van de overleden vader om aftrek van de kosten van de crematieplechtigheid van € 5.675 als buitengewone uitgaven. De inspecteur weigert de aftrek. Rechtbank 's-Gravenhage geeft aan dat de wetgever de aftrekbaarheid van voornoemde uitgaven heeft voorbehouden aan de partner van de erflater. Nu die er niet meer is, is aftrek niet mogelijk.
Hof 's-Gravenhage bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Het hof geeft aan dat de crematiekosten eerst zijn opgekomen na het overlijden van de erflater, en niet op hem drukken maar op zijn twee erfgenamen. Noch behoort de erflater na zijn overlijden, noch behoren X of Y, tot de kring van verwanten die voor aftrek van de overlijdenskosten in aanmerking komt. Het hof schuift ook het beroep op het gelijkheidsbeginsel terzijde. Er is geen sprake van gelijke gevallen omdat er na het overlijden van de eerstoverledene wel een fiscale partner is die tot de kring van verwanten behoort, maar na het overlijden van de langstlevende niet.