X is eigenaar van een woning. In geschil zijn de WOZ-waarden naar waardepeildata 1 januari 1999 en 1 januari 2003. De gemachtigde van X verzoekt de dag voor de zitting bij het hof deze zitting te verdagen, omdat er nog een procedure bij de Hoge Raad loopt.
Hof Amsterdam (MK I, 16 juni 2011, P08/00159 en 08/00160) wijst het verzoek om uitstel van de zitting af. Het hof ziet in de omstandigheid dat nog een andere zaak bij de Hoge Raad in behandeling is, geen reden de behandeling van de onderhavige zaak aan te houden. Dit laatste wordt niet anders door de omstandigheid dat vergelijkbare zaken op grond van een in behandeling zijnd wetsvoorstel door het hof naar Hof Arnhem zijn verwezen. Voor zover X zich heeft beroepen op een zwijgrecht dan wel –plicht oordeelt het hof dat dit niet opportuun is, nu hij niet is verschenen terwijl bovendien van een dergelijk recht in het onderhavige geval geen sprake kan zijn, reeds omdat er geen sprake is van een vervolging als bedoeld in art. 6 EVRM. Het hof vermindert de WOZ-waarde wegens een gedurende een aantal jaren bestaande, zeer ernstige stankoverlast in de woning aanwezig, veroorzaakt door een disfunctionerend rioleringssysteem. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).