De Hoge Raad verwerpt de stelling van de staatssecretaris dat alleen de ritten van het woonadres naar het werkadres, met het doel aldaar de werkzaamheden te verrichten, en vervolgens de ritten aan het einde van de dag, na het beëindigen van de werkzaamheden, in omgekeerde richting, tot het woon-werkverkeer behoren.

Belanghebbende (X) houdt de aandelen in A bv en is directeur van de dochtermaatschappij, B bv. B bv heeft een personenauto ter beschikking gesteld aan belanghebbende. Belanghebbende beschikt in privé over een ruime MPV. Tussen de middag gebruikt belanghebbende zeer regelmatig de lunch thuis (lunchritten). De inspecteur stelt dat belanghebbende de auto van de zaak – door de lunchritten – voor meer dan 500 km op kalenderjaarbasis voor privédoeleinden heeft gebruikt. Hij legt daarom een LB-naheffingsaanslag aan belanghebbende op. Belanghebbende stelt dat de lunchritten tot zijn woon-werkverkeer behoren, zodat het autokostenforfait niet van toepassing is. Rechtbank Arnhem (14 juli 2009, nr. 08/5324 en nr. 08/5329, V-N 2009/40.14) oordeelt dat de lunchritten tot belanghebbendes woon-werkverkeer behoren. De rechtbank vernietigt de naheffingsaanslag. Hof Arnhem (3 november 2011, nr. 09/00302 en nr. 09/00303, V-N 2011/6.2.4) bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Uit de wetgeschiedenis bij het Belastingplan 2004 blijkt volgens het hof namelijk dat het woon-werkverkeer – ter vereenvoudiging van de wetgeving en vermindering van de administratieve lasten – zonder enige beperking als zakelijk verkeer is aangemerkt. Volgens het hof is de uitleg die de inspecteur geeft aan art. 13bis, zevende lid, Wet LB 1964 dan ook niet juist. Het gelijk is aan belanghebbende. De Hoge Raad verwerpt de stelling van de staatssecretaris dat alleen de ritten van het woonadres naar het werkadres, met het doel aldaar de werkzaamheden te verrichten, en vervolgens de ritten aan het einde van de dag, na het beëindigen van de werkzaamheden, in omgekeerde richting, tot het woon-werkverkeer behoren. Volgens de Hoge Raad is voor een dergelijke beperkte uitleg noch in de wettekst noch in de wetsgeschiedenis een aanknopingspunt te vinden. Volgens de Hoge Raad moeten ook ritten tussen de woning en de plaats van werkzaamheden die in de loop van een werkdag tot het woon-werkverkeer plaatsvinden worden gerekend. Het beroep in cassatie van de staatssecretaris is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting

Instantie: Hoge Raad

61

Gerelateerde artikelen