Belanghebbende, X, houdt zich een aantal jaren bezig met aanbieden van diensten als interim-manager. Via een tussenpersoon verwerft hij een aantal opdrachten. X factureert uitsluitend aan deze tussenpersoon. Op verzoek ontvangt X voor de periode van augustus 2004 tot september 2005 een VAR winst uit onderneming. In geschil is of de inkomsten van X winst uit onderneming vormen. Het geschil spitst zich toe op de vraag of X voldoende zelfstandigheid bezit ten opzichte van zijn opdrachtgever.
Hof 's-Gravenhage oordeelt dat nu X zijn klanten niet zelfstandig maar door tussenkomst van een tussenpersoon aantrekt en behoudt er geen sprake kan zijn van ondernemerschap voor de inkomstenbelasting. X voldoet niet aan het vereiste van economische zelfstandigheid en kan dus niet worden aangemerkt als zelfstandige beroepsuitoefenaar als bedoeld in art. 3.5 Wet IB 2001. In wezen, zo overweegt het hof, heeft X slechts één opdrachtgever die klanten voor hem verwerft en behoudt en aldus X in staat stelt opbrengsten te genereren. Dat X vervolgens de wijze waarop de te verrichten werkzaamheden worden uitgevoerd zelfstandig afstemt met de opdrachtgevers van zijn tussenpersoon, doet aan het voorgaande niet af. Het hof verklaart het hoger beroep van X ongegrond.