Rechtbank Gelderland oordeelt dat de eerste verzuimboete van € 158, zijnde ruim 1.400% van de verschuldigde motorrijtuigenbelasting, niet in een evenredige verhouding staat tot de ernst van de verwijtbare gedraging, zijnde een te late betaling van € 11.

De heer X is sinds 9 oktober 2015 houder van een auto. Met dagtekening 26 oktober 2015 zijn aan X rekeningen motorrijtuigenbelasting gezonden voor het tijdvak 9 oktober 2015 tot en met 17 oktober 2015 ad € 11 en voor het tijdvak 18 oktober 2015 tot en met 17 januari 2016 ad € 119. X heeft deze rekeningen niet tijdig betaald. In geschil is of terecht twee naheffingsaanslagen en twee verzuimboetes van € 158 zijn opgelegd. Niet in geschil is dat X in de twaalf maanden hieraan voorafgaand de verschuldigde belasting meerdere malen ook niet tijdig had betaald.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat de boete van € 158, zijnde ruim 1.400% van de verschuldigde belasting, niet in een evenredige verhouding staat tot de ernst van de verwijtbare gedraging, zijnde een te late betaling van € 11. Als X – anders dan hier het geval is – de belasting opzettelijk of grofschuldig te laat zou hebben betaald, dan had op grond van art. 67f AWR slechts een maximale (vergrijp)boete van € 11 opgelegd kunnen worden. De eerste boete wordt daarom verlaagd tot € 52, zijnde één procent van het wettelijk maximum. Het beroep van X is voor het overige ongegrond. De tweede boete is namelijk wel terecht.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67c

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67f

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Rechtbank Gelderland

1

Gerelateerde artikelen