X bv ontslaat in 2012 een werknemer, die verwijtbaar niet mee wil werken aan zijn re-integratie. Aan de ex-werknemer wordt begin 2013 een uitkering krachtens de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toegekend. Het is een loongerelateerde werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA-uitkering). X bv ontvangt hiervan bericht en tekent direct bezwaar aan. Zij wil als eigen risicohouder niet voor de kosten van de uitkering opdraaien. Volgens het UWV kan X bv op dat moment nog geen bezwaar maken, maar zowel telefonisch als per email krijgt zij te horen dat zij niet verantwoordelijk is voor re-integratie en dat de uitkering dus niet op haar verhaald zal worden. In geschil is de beschikking loonheffingen gedifferentieerd premiepercentage werkhervattingskas (Whk) voor 2016 van 0,23%. Volgens Rechtbank Noord-Nederland beroept X bv zich terecht op het vertrouwensbeginsel. Met name uit de email van het UWV kon X redelijkerwijs opmaken dat het toekennen van de uitkering voor haar geen financieel nadeel zou hebben. Het premiepercentage wordt daarom verlaagd tot 0,07. De inspecteur gaat in hoger beroep.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de uitlatingen van het UWV slechts zijn gedaan in het kader van het toekennen van de uitkering, zodat X bv hieraan niet het vertrouwen kan ontlenen dat de uitkering niet zou doorwerken in de hoogte van het gedifferentieerde premiepercentage Whk. Over de premieheffing is destijds namelijk helemaal niet gesproken. Het maakt dus niet uit dat X bv haar bezwaar tegen het toekenningsbesluit heeft ingetrokken. X bv stelt ook vergeefs dat het UWV op de bevoegdheid van de inspecteur met betrekking tot de premieheffing had moeten wijzen. Het achterwege laten door het UWV van deze mededeling kan de inspecteur namelijk niet worden verweten. Het beroep van de inspecteur is gegrond.
Wetsartikelen:
Wet financiering sociale verzekeringen 38
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Premieheffing, Sociale zekerheid algemeen
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 3 april