X is het niet eens met een aanslag hondenbelasting die de gemeente Amsterdam hem heeft opgelegd. X stelt dat de meerderheidsregel is geschonden. Omdat uit onderzoek blijkt dat circa 9% van de Nederlanders een hond heeft, moeten er in Amsterdam ongeveer 72.000 honden rondlopen. Slechts 16.990 honden worden in Amsterdam in de heffing betrokken. De overgrote meerderheid van de gevallen blijft dus buiten de heffing, hetgeen in strijd is met de meerderheidsregel, aldus X.
Hof Amsterdam (EK X, 31 mei 2016, 15/00060 en 16/00231, V-N Vandaag 2016/1365) oordeelt dat de meerderheidsregel niet is geschonden. Het hof onderscheidt daarbij twee situaties: 1) gevallen waarin de heffingsambtenaar niet beschikt over de relevante gegevens om een aanslag op te leggen en 2) gevallen waarin de heffingsambtenaar daar wél over beschikt. Voor de toepassing van de meerderheidsregel telt alleen laatstgenoemde groep mee. Nu niet aannemelijk is geworden dat de heffingsambtenaar in de meerderheid van de bekende gevallen geen aanslag heeft opgelegd, faalt het beroep op de meerderheidsregel. De groep van onbekende gevallen telt niet mee omdat de heffingsambtenaar geen fout heeft gemaakt door deze hondenbezitters niet aan te slaan. Het hof merkt nog op dat de bekende gevallen waarin geen hondenbelasting is geheven tot het verstrijken van de navorderingstermijn op 31 december 2017 niet meetellen als gevallen waarin de wet juist is toegepast voor zover de inspecteur nog kan navorderen en ook voornemens is dat te doen (HR 5 oktober 1994, nr. 29839, BNB 1995/7). Van dat laatste is sprake nu de heffingsambtenaar heeft verklaard dat alle bekende hondenbezitters in de heffing van hondenbelasting zijn of zullen worden betrokken.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hoge Raad