Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur terecht het verzoek van X om een middelingsteruggaaf afwijst en dat deze op nihil moet worden gesteld.
Belanghebbende, X, woont in Nederland en werkt in België. X heeft een verzoek om een middelingsteruggaaf ingediend en bij de berekening hiervan heeft hij de voorkoming van dubbele belasting buiten beschouwing gelaten. In geschil is of X recht heeft op een middelingsteruggaaf over de jaren 2011 tot en met 2013.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de inspecteur terecht het verzoek van X om een middelingsteruggaaf afwijst. De middelingsteruggaaf moet op nihil worden gesteld omdat deze volgens zijn berekening, rekening houdt met de voorkoming van dubbele belasting. Aan X is in de onderhavige jaren voorkoming verleend en bezien in de nationaalrechtelijke context is het juist dat de berekening van de middelingsteruggaaf op nihil uitkomt. De compensatieregeling van het Belastingverdrag Nederland-België maakt dat niet anders. Uit de tekst van het Belastingverdrag en de toelichtingen hiervan is niet af te leiden dat de verdragspartijen de compensatieregeling van art. 27 ook hebben bedoeld voor een middelingsregeling. Daarnaast is geen sprake van schending van art. 45 VWEU, omdat de mogelijkheid tot middeling is aan te merken als verschillen tussen het Nederlandse en het Belgische heffingssystematiek. Ook slaagt het beroep van X op het gelijkheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel niet.
Wetsartikelen:
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 45
Wet inkomstenbelasting 2001 3.154
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Inkomstenbelasting, Internationaal belastingrecht
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 21 januari