De Minister voor Wonen en Rijksdienst heeft geantwoord op vragen vanuit de Tweede Kamer over de bedreiging van complexen van monumentale arbeiderswoningen door de verhuurderheffing. Hij ziet het niet zo somber in.

Brief Minister voor Wonen en Rijksdienst, 7 februari 2014 2014-0000067170

De Minister voor Wonen en Rijksdienst heeft geantwoord op vragen van het Tweede Kamerlid Jansen over de bedreiging van complexen van monumentale arbeiderswoningen door de verhuurderheffing. Op de vraag of hij het acceptabel vindt dat monumentale sociale huisvesting verpaupert doordat exploitanten ten gevolge van de verhuurderheffing onvoldoende middelen overhouden om hun bezit te onderhouden, antwoordt hij dat de verhuurderheffing een algemene maatregel is die geen onderscheid maakt naar typen en verhuurders. Het overgrote deel van de gereguleerde huurwoningen is van woningcorporaties die geen winst nastreven. Verhuurders hebben mogelijkheden om via maatregelen als huurverhoging, harmonisatie, verkoop van woningen en meer efficiënte bedrijfsvoering in de financiering van de heffing te voorzien zonder verdere consequenties voor het onderhoud. De effecten van huurverhoging voor huurders met lagere inkomens worden gecompenseerd door de werking van de huurtoeslag. Verder brengt hij in herinnering dat hij heeft toegezegd om met twee volle jaren ervaring met de verhuurderheffing, een fundamentele evaluatie van de heffing te gaan uitvoeren die dan begin 2016 gereed zal zijn.  

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Verhuurderheffing

Regelgevende instantie: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Editie: 26 februari

0

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen