A-G Wattel concludeert dat X bv recht heeft op een korting van 30% op de naheffingsaanslag overdrachtsbelasting. De A-G wijst er hierbij op dat deze korting ook is verleend aan N bv, een identieke medecontractant.

Belanghebbende, X Projectontwikkeling bv, is juridisch eigenaar van enkele percelen grond in de gemeente L. Op 28 augustus 2001 sluit zij een samenwerkingsovereenkomst met R bv, N bv en H bv voor het ontwikkelen van woningbouw in een gebied in L waar haar percelen zijn gelegen. Zij sluit verder met R bv een overkomst inzake de financiering van de aankoop van grond in L voor het samenwerkingsverband. X bv verplicht zich hierbij tot inbreng van de percelen in het samenwerkingsverband. Op 10 augustus 2010 stelt de inspecteur X bv aansprakelijk voor een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting van € 531.626 die aan H bv is opgelegd ter zake van de inbreng. De inspecteur sluit met N bv een vaststellingsovereenkomst op grond waarvan N bv een korting van 30% op de naheffingsaanslag verkrijgt in verband met de afkoop van het procesrisico. In geschil is of H bv van X bv op 28 augustus 2001 de economische eigendom van een onverdeeld aandeel in onroerende zaken heeft verkregen, in de zin van art. 2 lid 2 WBR en of X bv op grond van het gelijkheidsbeginsel tot eenzelfde begunstiging is gerechtigd als N bv. Hof Amsterdam oordeelt dat H bv op 28 augustus 2001 voor een onverdeeld aandeel van 20% de economische eigendom van de percelen heeft verkregen, in de zin van art. 2 lid 2 WBR. De naheffingsaanslag blijft in stand. Ook heeft X bv volgens het hof geen recht op de korting van 30%.

Advocaat-generaal (A-G) Wattel concludeert dat X bv zich materieel op de feitelijk en rechtens relevante punten in dezelfde positie bevindt als N bv. Volgens de A-G had het dan ook op grond van het fair play en het zorgvuldigheidsbeginsel op de weg van de fiscus gelegen om, in plaats van X bv relevante informatie te onthouden, haar minstens te doen blijken van een vergelijkbare compromisbereidheid als jegens N bv, haar identieke medecontractant. Verder wijst de A-G er nog op dat op de fiscus de rechtsplicht rust om de aansprakelijk gestelde te voorzien van alle relevante informatie tot bestrijding van de aanslag waarvoor zij aansprakelijk gesteld is, en ontbreekt in casu de noodzaak tot geheimhouding. De A-G adviseert de Hoge Raad om de zaak naar een ander hof te verwijzen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op belastingen van rechtsverkeer 2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van rechtsverkeer

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 26 februari

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen