Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X gedurende haar verblijf in Oostenrijk inwoner van Nederland is gebleven.

X is woonachtig in Nederland. In 2017 verricht zij in loondienst activiteiten ten behoeve van een musical in Oostenrijk. Zij huurt daartoe in Oostenrijk een appartement (theaterwoning). De huurovereenkomst van het appartement is tijdelijk en is verbonden aan haar dienstbetrekking in Oostenrijk. De inspecteur stelt dat X voor de toepassing van de Nederlandse wet X niet is opgehouden inwoner te zijn van Nederland, nu zij tevens een huurwoning heeft in Nederland, geen buitenlandse bankrekeningen bezit en in Nederland een onderneming drijft. X stelt dat gedurende haar werkzaamheden in Oostenrijk haar sociale leven zich ook in Oostenrijk bevond en zij hierdoor inwoner is van Oostenrijk.

Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X inwoner van Nederland is gebleven. Nu de inspecteur voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat X inwoner is van Nederland, is het aan X om deze stelling te betwisten. X levert hiervoor onvoldoende bewijs aan. De inspecteur heeft terecht de verrekeningsmethode toegepast bij het opleggen van de aanslag inkomstenbelasting 2017. Het beroep is ongegrond.

Lees ook het thema Grensoverschrijdende arbeid: wonen in Nederland, werken in het buitenland.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 4

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Internationaal belastingrecht

Instantie: Rechtbank Noord-Holland

11

Gerelateerde artikelen