Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat het ten tijde van de aankoop van de grond voor X redelijkerwijs niet te voorzien was dat zij bij de verkoop een voordeel zou behalen. De inspecteur heeft het voordeel dan ook ten onrechte belast.

 

A is eigenaar van een perceel boomkwekerijland. In 2004 onderhandelt A met de gemeente Boskoop over de verkoop van de grond. Uit een taxatierapport blijkt dat er sprake is van bodemverontreiniging, en wordt de waarde getaxeerd op € 250.000. Hierbij is dan geen rekening gehouden met de verontreiniging. De gemeente vindt het risico te groot en besluit de grond niet te kopen. A raakt vervolgens in de financiële problemen en verkoopt de grond in 2005 – via een veiling – voor € 175.000 aan belanghebbende, X. X verkoopt de grond in 2008 voor € 1,1 mln. De inspecteur is van mening dat er sprake is van resultaat uit overige werkzaamheden en belast het door X behaalde voordeel.

Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat het ten tijde van de aankoop van de grond voor X redelijkerwijs niet te voorzien was dat zij bij de verkoop een voordeel zou behalen. De rechtbank wijst er hierbij op dat de gemeente het niet aandurfde om de verontreinigde grond aan te kopen. Ook is de koopprijs van de vervuilde grond – met de daaraan klevende risico's – niet te laag ten aanzien van de getaxeerde waarde, waarbij geen rekening is gehouden met de verontreiniging. Volgens de rechtbank beschikte X ook niet over bijzondere kennis. De algemene wetenschap van een mogelijke bestemmingswijziging is volgens de rechtbank namelijk onvoldoende om het voordeel te kunnen belasten. Ook acht de rechtbank van belang dat X de grond pas na drie jaar heeft doorverkocht. Het hof vernietigt de navorderingsaanslagen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.91

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Rechtbank 's-Gravenhage

Editie: 28 november

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen