De inspecteur heeft aan X bv een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd over het jaar 2007, wegens eerder onverschuldigd aan X bv terugbetaalde loonbelasting ad € 36.961. Niet in geschil is dat X bv dit bedrag teveel heeft terug gekregen. Het geschil ziet op de vraag of de inspecteur de terugbetaling van dit bedrag kan formaliseren door oplegging van de in geschil zijnde naheffingsaanslag. Hof 's-Hertogenbosch is van mening dat het op 9 juli 2007 door de Belastingdienst ontvangen correctiebericht een verzoek is in de zin van artikel 20, lid 1, tweede volzin, van de AWR. Niet van belang is of dit bericht gericht was op teruggaaf van belasting. Het enkele feit dat X bv een verzoek heeft gedaan dat er ten onrechte toe heeft geleid dat teruggaaf van belasting is verleend, volstaat naar het oordeel van het hof voor de mogelijkheid van naheffing op basis van artikel 20, lid 1, tweede volzin, van de AWR. Naar aanleiding van het door X bv ingestelde beroep in cassatie heeft Advocaat-Generaal (A-G) IJzerman een conclusie genomen.
Volgens A-G IJzerman is het nageheven bedrag niet teruggegeven naar aanleiding van een op teruggaaf gericht verzoek van X bv. Het gaat hier dus om een ambtshalve gedane terugstorting. Dan is naheffing gebaseerd op artikel 20, lid 1, tweede volzin, van de AWR, niet mogelijk. Daaraan doet volgens de A-G niet af dat X bv wist dat de bedragen ten onrechte zijn uitbetaald. Verder is de A-G van mening dat een correctiebericht in de zin van artikel 28a van de Wet LB 1964 slechts mogelijk is nadat de aangiftetermijn is verstreken. Binnen de aangiftetermijn kan naar zijn mening slechts sprake zijn van één of meer aanvullingen op de aangifte, welke dienen ter voltooiing van de aangifteplicht. De conclusie strekt ertoe dat het beroep in cassatie van X bv gegrond dient te worden verklaard.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 28a
Algemene wet inzake rijksbelastingen 20
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Loonbelasting
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)