De heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam heeft aan X een viertal naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd. X stelt dat hij over een geldige parkeervergunning beschikte die ten tijde van het opleggen van de naheffingsaanslagen aanwezig was in de auto, zij het op een verkeerde plaats.
Hof Amsterdam acht aannemelijk dat de gemeente Amsterdam in afwijking van de Parkeerverordening de gedragslijn hanteert dat het voldoende is dat de parkeervergunning (ergens) in de auto zichtbaar aanwezig is. De gemeente legt geen naheffingsaanslag op (of vernietigt een reeds opgelegde naheffingsaanslag) indien blijkt dat er een parkeervergunning in de auto zichtbaar aanwezig was (ook indien deze niet op de voorgeschreven wijze was aangebracht). Nu aannemelijk is dat de parkeervergunning van X in de rechterbovenhoek aanwezig was (in plaats van de linkerbenedenhoek), kan X zich met succes beroepen op het beleid van de gemeente, dat volgens het hof niet strijdig is met het doel van het vergunningenstelsel. Het hof verklaart het hoger beroep van X gegrond en vernietigt de naheffingsaanslagen parkeerbelasting.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Belastingen van lagere overheden
Instantie: Hof Amsterdam