De Belastingdienst ontvangt op 21 juli 2011, in het kader van de Europese Spaarrente Richtlijn, een groot aantal rentegegevens met betrekking tot rekeninghouders van Belgische bankrekeningen over het jaar 2010. Een van de rekeninghouders is X, die de Belgische nationaliteit heeft en in Nederland woont. Op het verzoek van de inspecteur verstrekt X de gevraagde gegevens. De inspecteur legt vervolgens, op grond van een gesloten vaststellingsovereenkomst, een IB-navorderingsaanslag 2008 op aan X. X is echter van mening dat de navorderingsaanslag niet met voldoende voortvarendheid is opgelegd. Volgens X heeft de inspecteur namelijk onvoldoende voortvarend gehandeld in de periode tussen het moment waarop het voor de inspecteur duidelijk was dat X rekeninghouder was van Belgische bankrekeningen (12 augustus 2011), en het moment van het versturen van de vragenbrief (27 april 2012).
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur voldoende voortvarend heeft gehandeld. Het hof overweegt hierbij dat het gaat om 65.192 records, en dat de Belastingdienst dan in redelijkheid tot het oordeel kan komen dat een landelijke coördinatie en een projectmatige aanpak geboden zijn. Ook is er volgens het hof geen sprake van een onverklaarbare vertraging van meer dan zes maanden. Ten aanzien van de boeten stelt het hof vast dat deze moeten worden gematigd tot op 25%, en dat deze nog met 5% moeten worden verminderd in verband met het overschrijden van de redelijke termijn.
Lees ook het thema Navordering.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 18 november