Aan belanghebbende, X, zijn navorderingsaanslag IB/PVV en vermogensbelasting opgelegd in verband met verzwegen banktegoeden bij KB Lux. In oktober 2012 betekent de ontvanger een dwangbevel ten aanzien van de aanslagen. Na een arrest van de Hoge Raad uit oktober 2013 komen de aanslagen onherroepelijk vast te staan. In april 2016 oordeelt de civiele rechter van Rechtbank Noord-Nederland dat het dwangbevel door middel van lijfsdwang tegen X ten uitvoer mag worden gelegd. De gijzeling mag hooguit drie maanden duren. Zowel X als de ontvanger gaat in hoger beroep tegen dit vonnis van de rechtbank. De onderhavige procedure betreft het verzoek van X aan de voorzieningenrechter om de gijzeling te staken.
De civiele kamer van Rechtbank Noord-Nederland wijst het verzoek van X tot opheffing van de gijzeling in verband met belastingschulden af. In een executiegeschil kan de voorzieningenrechter de tenuitvoerlegging van een vonnis slechts schorsen, indien hij van oordeel is dat de executant geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid om tot tenuitvoerlegging over te gaan. Hiervan is niet gebleken. De rechtbank behandelt niet de stellingen van X dat de rechtbank had moeten wachten op informatie uit Luxemburg, dat de rechtbank voorwaarden had moeten stellen alvorens de ontvanger tot lijfsdwang mocht overgaan en dat de vordering van de ontvanger ten behoeve waarvan de lijfsdwang is geëxecuteerd, inmiddels is verjaard. Deze stellingen dient X in hoger beroep naar voren te brengen. Er zijn geen redenen om X uit de gijzeling te ontslaan.
Wetsartikelen:
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 600
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 587
Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering 438
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Invordering
Instantie: Rechtbank Noord-Nederland
Editie: 18 november