Rechtbank Arnhem oordeelt dat de heer X geen vaste basis in Nederland had en dat Nederland dus ook niet mag heffen.

De heer X en zijn broer worden in 2006 door de strafrechter in Duitsland veroordeeld vanwege hun betrokkenheid bij een groot hasjtransport van Marokko naar Nederland, alsmede een zogenaamde rip-deal in Nederland. Aan X is over 2003 een ib/pvv-navorderingsaanslag opgelegd. In geschil is of X dat jaar belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden in Nederland heeft genoten en of Nederland ook mag heffen.

Rechtbank Arnhem oordeelt dat X geen een vaste basis in Nederland had en dat Nederland dus ook niet mag heffen. X woonde volgens het vonnis van de strafrechter namelijk in België en X krijgt daarmee toegang tot het Verdrag NL-België. Het heffingsrecht is op grond van art. 14 aan Nederland toegewezen indien X voor de in casu zelfstandige werkzaamheden gebruik maakt van een een vaste basis die in Nederland geregeld tot zijn beschikking staat. Uit het strafvonnis is echter op te maken dat de hasj steeds naar andere plaatsen in Nederland ging en dat het plaatsen waren die niet aan X en/of zijn broer maar aan anderen ter beschikking stond. Het beroep van X is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Internationaal belastingrecht

Instantie: Rechtbank Arnhem

4

Gerelateerde artikelen