Advocaat-generaal Wathelet concludeert dat het in strijd met het EU-recht is dat X de hypotheekrente van zijn Spaanse woning in Nederland niet in aftrek kan brengen. Iedere lidstaat waarin de belastingplichtige werkt moet toestaan dat negatieve inkomsten pro rata in mindering worden gebracht op de inkomsten die hij belast.

X heeft de Nederlandse nationaliteit en woont in Spanje. In 2007 is hij buitenlands belastingplichtige, en kiest hij voor toepassing van de regels voor binnenlandse belastingplichtigen. In 2007 geniet X € 77.606 aan inkomen uit zijn Nederlandse bv en € 51.516 in verband met werkzaamheden die hij voor een in Zwitserland gevestigde vennootschap verricht. Verder beschikt X nog over een woning in Spanje. De negatieve inkomsten uit deze woning bedragen € 28.402. In geschil is de omvang van de door X in Nederland verschuldigde IB. Rechtbank Haarlem oordeelt dat Nederland niet verplicht is om X, in het kader van de IB-heffing, als niet-ingezeten belastingplichtige, gelijk te behandelen als een ingezeten belastingplichtige. In hoger beroep stelt X dat hij zijn op de woning in Spanje betrekking hebbende hypotheekrente in Nederland (geheel dan wel gedeeltelijk) kan aftrekken zonder dat hij een beroep hoeft te doen op het keuzerecht voor buitenlandse belastingplichtigen als bedoeld in art. 2.5 Wet IB 2001. Hof Amsterdam oordeelt dat X niet kwalificeert als werknemer in de zin van het Europese recht, en dat de Schumacker-jurisprudentie niet van toepassing is. Het hof bevestigt vervolgens de uitspraak van de rechtbank. Advocaat-generaal (A-G) Niessen adviseert de Hoge Raad om de zaak te verwijzen. Dit verwijzingshof moet dan volgens de A-G beslissen of er in deze zaak ook nog prejudiciële vragen gesteld moeten worden. De Hoge Raad heeft prejudiciële vragen in deze zaak gesteld. Volgens de Hoge Raad is de Schumacker-jurisprudentie namelijk wel van toepassing op X. De Hoge Raad wijst er vervolgens op dat X, anders dan Schumacker, niet zijn (gezins)inkomen geheel of vrijwel uitsluitend verwerft in één andere lidstaat die dat inkomen in de belastingheffing kan betrekken en daarbij rekening zou kunnen houden met de persoonlijke en gezinssituatie. X geniet namelijk 60% van zijn inkomen in Nederland en 40% in Zwitserland. Onduidelijk is volgens de Hoge Raad dan echter hoe rekening moet worden gehouden met de negatieve inkomsten. De Hoge Raad heeft de zaak daarom voorgelegd aan het HvJ EU.

Advocaat-generaal Wathelet concludeert dat het in strijd met het EU-recht is dat X de hypotheekrente van zijn Spaanse woning in Nederland niet in aftrek kan brengen. De A-G overweegt daarbij dat het Spaanse inkomen dermate laag is dat de eventueel verschuldigde belasting er niet op in mindering kan worden gebracht. Vervolgens stelt de A-G vast dat iedere lidstaat waarin de belastingplichtige werkt, en die bevoegd is de inkomsten uit dat werk te belasten, moet toestaan dat negatieve inkomsten pro rata in mindering worden gebracht op de inkomsten die hij belast, voor zover de inkomsten er toereikend zijn om de betrokken voordelen toe te kennen. Dit geldt volgens de A-G in de situatie dat een belastingplichtige geen inkomsten van betekenis heeft in zijn woonstaat, zodat deze hem de voordelen in verband met zijn persoonlijke en gezinssituatie niet kan toekennen.

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 2.5

Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 49

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Europees belastingrecht

Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie (Advocaat-Generaal)

Editie: 9 september

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen