Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de inspecteur de verzekerings- en premieplicht van X correct heeft vastgesteld. De rechtbank verwijst daarbij naar de recente jurisprudentie van de Hoge Raad over de verzekeringsplicht van Rijnvarenden.

Belanghebbende, X, woont in Nederland en werkt aan boord van een binnenvaartschip. Voor dit schip is een Rijnvaartverklaring afgegeven. In de periode 1 januari 2013 - 31 augustus 2014 werkt X in dienstbetrekking bij een Luxemburgse werkgever. In geschil is of de inspecteur terecht PVV heeft geheven over deze periode.

Rechtbank Noord-Nederland oordeelt dat de inspecteur art. 16 EG-Verordening 883/2004 niet hoeft te betrekken bij het vaststellen van de verzekerings- en premieplicht. De rechtbank verwijst daarbij naar de arresten van de Hoge Raad van 10 juli 2020 (nr. 19/02988 en nr. 19/04564, V-N 2020/34.7). Verder verwerpt de rechtbank ook nog de stelling van X dat het Luxemburgse socialezekerheidsrecht op hem moet worden toegepast. Volgens art. 4 Rijnvarendenovereenkomst is namelijk de Nederlandse socialezekerheidswetgeving op hem van toepassing. Het gelijk is aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Premieheffing, Internationale sociale zekerheid

Instantie: Rechtbank Noord-Nederland

Editie: 20 oktober

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen