Hof Amsterdam oordeelt dat X ook voor de Luxemburgse ziekte-uitkering in Nederland verzekerd en premieplichtig is voor de volksverzekeringen. Het schip waarop X in 2012 zijn werkzaamheden verricht, wordt namelijk geëxploiteerd door een Nederlandse onderneming. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
X is Rijnvarende en werkt in dienst van het Luxemburgse C SA aan boord van een binnenschip. In verband met ziekte geniet X over de periode 1 januari 2012-31 mei 2012 een uitkering uit Luxemburg. In verband met deze uitkering worden in Luxemburg IB en premies sociale verzekeringen betaald. X is van mening dat hij voor de Luxemburgse uitkering in Nederland niet premieplichtig is voor de volksverzekeringen.
Hof Amsterdam (V-N 2022/11.1.6) oordeelt dat X ook voor de Luxemburgse ziekte-uitkering in Nederland verzekerd en premieplichtig is voor de volksverzekeringen. Het schip waarop X in 2012 zijn werkzaamheden verricht, wordt namelijk geëxploiteerd door een Nederlandse onderneming. De Overeenkomst Rijnvarenden is in casu van toepassing en niet EG-Vo 883/2004. Ten aanzien van de afgedragen Luxemburgse premies ligt het op de weg van X om deze in Luxemburg terug te vragen. Het gelijk is aan de inspecteur. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).
Lees ook het thema Internationale sociale zekerheid.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Premieheffing, Internationale sociale zekerheid
Instantie: Hoge Raad