Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X bv geen recht heeft op de afdrachtvermindering onderwijs. De wijziging van een bepaling uit de WVA per 1 januari 2012 betreft een verduidelijking. Er is geen sprake van een aanvullende voorwaarde.

B bv houdt de aandelen in belanghebbende, X bv. X bv houdt de aandelen in A bv. De activiteiten van A bv bestaan uit schilderen, wandafwerking, beglazing, reiniging en bouwkundig onderhoud. A bv is erkend als leerbedrijf, X bv niet. Diverse werknemers van A bv volgen opleidingen van de beroepsbegeleidende leerweg (BBL). A bv claimt de afdrachtvermindering onderwijs voor werknemers die de beroepspraktijkvorming (bpv) hebben gevolgd die behoort bij een aantal deelkwalificaties van BBL-opleidingen. Ook X bv claimt de afdrachtvermindering onderwijs voor haar (enige) werknemer. De inspecteur is van mening dat X bv geen recht heeft op de afdrachtvermindering onderwijs, en legt daarom naheffingsaanslagen loonheffingen op aan X bv.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X bv geen recht heeft op de afdrachtvermindering onderwijs. Het hof wijst er daarbij op dat sinds 2012 in de WVA is opgenomen dat een inhoudingsplichtige die niet zelf de beroepspraktijkvorming verzorgt, slechts onder bepaalde voorwaarden recht heeft op de afdrachtvermindering onderwijs. Volgens het hof is dit echter een bepaling die een verduidelijking geeft voor gevallen waarin de inhoudingsplichtige niet tevens het erkende leerbedrijf is waar de deelnemer zijn praktijkervaring opdoet. Er is geen sprake van een aanvullende voorwaarde. Nu X bv vóór 2012 (ook) geen erkend leerbedrijf was, is het gelijk aan de inspecteur.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen 14

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting, Belastingrecht algemeen

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 6 maart

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen