Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat het tijdige bezwaarschrift naderhand niet tevens als een tijdig gedaan verzoek om ambtshalve vermindering kan worden behandeld. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
X, woonachtig in Spanje, tekent tijdig bezwaar aan tegen de hem opgelegde aanslag IB/PVV 2013. Hij benoemt hierin ook de trage postbezorging in Spanje. Het bezwaar wordt afgewezen, evenals het tegen de uitspraak op bezwaar ingestelde beroep en het tegen de uitspraak van de rechtbank ingestelde hoger beroep. Na het betekenen van een dwangbevel inzake de aanslag IB/PVV 2013 doet X in 2020 een verzoek om ambtshalve vermindering van die aanslag. Omdat de termijn daarvoor verstreken was, wijst zowel de inspecteur als de rechtbank in beroep het verzoek af.
Hof Arnhem-Leeuwarden (V-N Vandaag 2022/3085) oordeelt dat het verzoek om ambtshalve vermindering niet-verschoonbaar te laat is gedaan, nu er meer dan vijf jaar zijn verstreken na afloop van het belastingjaar 2013. Het tijdige bezwaarschrift tegen de aanslag IB/PVV 2013 is inhoudelijk behandeld, en dan kan dit bezwaarschrift niet tevens worden gezien als een (tijdig aan te merken) verzoek om ambtshalve vermindering. De noodzaak voor extra rechtsbescherming ontbreekt dan. X gaat in cassatie, maar motiveert het beroep te laat. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Wetsartikelen:
Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 45aa
Wet inkomstenbelasting 2001 9.6
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hoge Raad
Editie: 28 juni