Belanghebbende, X bv, verricht onder meer managementactiviteiten en is voor deze activiteiten btw-ondernemer. In geschil is of X bv recht heeft op aftrek van voorbelasting voor de aanschaf van een motorjacht dat zij nooit heeft gebruikt en na enkele jaren met verlies heeft verkocht.
Advocaat-Generaal Van Hilten is van mening dat Hof Amsterdam X bv mogelijk ten onrechte aftrek van voorbelasting voor de aanschaf van de motorjacht heeft onthouden. Het hof vond aftrek van voorbelasting niet opportuun omdat sprake was van ‘bij gelegenheid verrichte handelingen'. Deze beslissing berust op een onjuiste rechtsopvatting. De A-G overweegt dat X bv een gevestigde ondernemer is en daarom (anders dan een startende ondernemer) niet hoeft te bewijzen dat hij voldoet aan de criteria voor het ondernemerschap. Gevestigde ondernemers moeten weliswaar bewijzen dat zij in hun hoedanigheid van ondernemer hebben aangeschaft, maar hebben met hun presteren al bewezen aan de criteria voor het ondernemerschap te voldoen. Dat is niet anders als het aangeschafte goed een eenmalige vreemde eend in de bijt van de normale bedrijfsactiviteiten is. De A-G meent dat de uitsluiting van het ondernemerschap van hen die incidenteel ('bij gelegenheid') handelingen verrichten is ingegeven door de noodzaak het wel zeer ruime bereik van het ondernemersbegrip enigszins te beperken, en dat die beperking ook beperkt moet worden uitgelegd en zich (dus) niet uitstrekt tot diegenen die de hoedanigheid van ondernemer al hebben. Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een aanschaf door een als zodanig handelende belastingplichtige moeten 'alle omstandigheden van het geval' in aanmerking worden genomen waaronder de rechtsvorm van de ondernemer. Uit de hofuitspraak blijkt niet dat het hof alle omstandigheden van het geval bij zijn beoordeling in aanmerking heeft genomen. De A-G adviseert de Hoge Raad het cassatieberoep van X bv gegrond te verklaren en de zaak te verwijzen voor nader onderzoek. De A-G stemt overigens wel in met de beslissing van het hof dat de inspecteur, ondanks het zonder onderzoek volgen van de suppletieaangifte van X bv, de bevoegdheid had om een naheffingsaanslag op te leggen.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
Editie: 8 november