X bv stelt aan haar dga een personenauto ter bechikking. In 2007 is de auto ingevoerd en is hiertoe bpm-aangifte gedaan. X bv berekent de bijtelling privégebruik voor de loonheffing aan de hand van de invoerwaarde ad € 41.653. De inspecteur stelt echter dat moet worden uitgegaan van € 55.155, zijnde de oorspronkelijke consumentenprijs volgens de douane. Voor 2007 en 2008 is door de rechtbank inmiddels uitgemaakt dat de bijtelling moet worden gerelateerd aan de catalogusprijs van € 54.465 (zie 10/4220). Voor 2009 heeft de inspecteur X bv verplicht om gelijktijdig met een aangifte door middel van een correctiebericht alsnog de juiste en volledige loongegevens te verstrekken over de periode januari 2009 tot en met november 2009. In januari 2010 draagt X bv de door de inspecteur berekende correcties, alsmede de "juiste" afdracht over december 2009 onder protest af. In geschil is of het bezwaar gericht tegen de aldus afgedragen loonheffing van januari 2009 tot en met november 2009 niet-ontvankelijk is, zoals de inspecteur uiteindelijk stelt.
Rechtbank Breda oordeelt dat X bv toch in bezwaar en beroep kan gaan tegen de aanvullende betalingen ook al liggen er geen aangiften aan ten grondslag (zie conform HR 25 juni 1997, nr. 29 598, WFR 2007/887). De inspecteur stelt vergeefs dat een betaling op een correctiebericht nooit vatbaar is voor bezwaar en beroep. Ten aanzien van het materiële geschilpunt wordt geoordeeld conform de uitspraak nr. 10/4220. Het beroep van X bv is deels gegrond.