De fiscale eenheid voor de btw bestaat uit de heer X, X Beheer bv en Y bv. X is houder van alle aandelen in X Beheer bv. X koopt in 2004 samen met zijn echtgenote een monumentale boerderij met koetshuis en schuur. Na de aankoop is deze verbouwd. Na de verbouwing beschikt de boerderij over een gecombineerde woon- en kantoorfunctie. De totale investering is circa € 1,5 miljoen. Volgens partijen wordt 35% van de boerderij voor andere dan bedrijfsdoeleinden gebruikt. Bij de voorbereiding van de verbouwing zijn kosten met btw in rekening gebracht. In geschil is een gedeelte van de aftrek van die voorbelasting van € 1.520. Niet in geschil is dat de btw ten aanzien van het koetshuis en de schuur niet voor aftrek in aanmerking komt.
Rechtbank Leeuwarden oordeelt dat door de verbouwing geen onroerende zaak is ontstaan die tevoren niet bestond. De vervallen boerderij is namelijk qua exterieur in oude luister hersteld, waarbij de rijksmonumentale status is gerespecteerd. De aard en omvang van de wijzigingen is niet zodanig ingrijpend dat het voormalige karakter van het pand niet meer prominent herkenbaar is gebleven. Er is geen sprake van een nieuw vervaardigde onroerende zaak, zodat de aftrek terzake van de onderhavige verbouwingsdienst op basis van het feitelijke gebruik - conform de verhouding zakelijk/privé - moet plaatsvinden. De teruggaafbeschikking wordt vastgesteld op € 414. Het beroep van X is deels gegrond.